De Kruidenklets is verhuisd!

Pas enkele maanden geleden ging mijn blog hier van start als een proefprojectje.
Vanaf 9 mei 2007 is AnneTannes Kruidenklets nu terug te vinden op haar definitieve stek, als onderdeel van AnneTannes Kruidenmand.
Ik verwelkom je graag daar...

30 maart 2007

De kat in de kruidenborder...


Valeriana officinalis
Originally uploaded by Pethan.

Tijdens het mooie weer aan het begin van deze week heb ik een paar borders in de tuin behoorlijk onder handen genomen... En sinds die tijd zag ik onze kat - een langharige lapjeskat die officieel zou moeten luisteren naar de naam 'Vlekje', maar veel beter reageert op 'Poes', 'Poezewoes', 'Poezemienemuis' en 'Poezemienemuizemeiske' - zag ik onze kat dus al een paar keer verzaligd liggen kronkelen in die border, en haar rug liggen schurken aan...???
Inderdaad... je hebt het allicht al begrepen door het fotootje hiernaast (dit keer niet van mezelf, maar van Pethan, een andere Flickr-user). Door mijn exploten in de tuin was er een stukje valeriaanwortel bloot komen liggen, en - hoewel mensen die geur op zijn zachtst gezegd onaangenaam vinden - oefent die geur op veel katten een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit. Die aantrekkingskracht wordt vooral veroorzaakt door de aanwezigheid van Actinidine, een stof die ook voorkomt in wild kattenkruid (Nepeta cataria) en Actinidia kolomikta, een verwant van de kiwi. (Tja, ik moet dat stukje over kattenkruid op mijn site inderdaad nodig herschrijven: het dateert van voor de laatste spellinghervorming, en 'kattekruid' was toen nog correct. Je weet wel: tot een jaar of anderhalf (?) geleden, gold de regel van de tussen-n niet voor plantennamen, waarvan het eerste deel een dierennaam was, en het tweede deel direct naar een plant verwees... en toen had je de gekke situatie dat je 'kattekruid' en 'kattenstaart' had.)
Maar het ging over katten en (valeriaan)geurtjes:
Onze vorige kat, Karamel, had rond één van mijn valeriaanplanten een sikkelvormig gat uitgegraven. Daar lag hij dan regelmatig: met een voorpoot in elk van de punten van de sikkel, en zijn neus in de grond gedrukt in het diepste punt van het kuiltje. 'Karamel is weer aan het blowen' zegde we dan...
Mijn kattenkruidplanten zijn tot nu toe met rust gelaten. Ken je dat Engelse rijmpje:
Set it, they will get it,
Sow it, they won't know it

De achtergrond daarvan zou zijn, dat wanneer je kattenkruidplantjes zaait, naderhand de actinidinegeur nauwelijks merkbaar is, en katten dus je planten links laten liggen. Maar als je wat grotere plantjes plant, dan zijn de wortels onvermijdelijk wat gekneusd, is de geur veel beter merkbaar, en komen de katten van heinde en ver je tuintje met een bezoek vereren.... Ik heb mijn kattenkruid weliswaar niet gezaaid, maar de eerste tijd na het planten zeer 'cat-safe' beveiligd.
Andere soorten Nepeta, zoals de Nepeta faassenii die je in veel tuinen vind, hebben niet de geur en de aantrekkingskracht van het wilde kruid. Dat is minder opvallend dan de cultuurvormen, maar is - in tegenstelling tot valeriaanwortel - wel erg aangenaam van geur.
Waarmee ik weer terug bij mijn uitgangspunt, valeriaan terugkom. Ik had het een paar dagen geleden al over de onaangename geur van Valeriaanwortel die het kruid voor gebruik in aftreksels weinig aantrekkelijk maakt... De bloemen daarentegen vind ik wel heel erg fijn ruiken... eigenlijk zou ik eens moeten nazoeken of die ook een medicinale waarde hebben.... Ik houd jullie op de hoogte!

AnneTanne

28 maart 2007

Zomaar wat sprokkels...

Jammer, maar even echt geen inspiratie vandaag...
Gisteren maakte ik dit fotootje van een maarts viooltje. Ik heb die bloemetjes een paar jaar geleden in een border gezaaid, en kwam gisteren tot de ontdekking dat dit exemplaar zich een plekje 50 m verderop heeft uitgezocht. Dat gebeurde allicht niet helemaal op eigen kracht: het stond vlakbij een walletje plantenresten afkomstig van het wieden van de tuin, en is daar dus waarschijnlijk met meegekomen.
En toch vind ik het leuk, dat het zich in mijn tuin blijkbaar voldoende thuis voelt om een nieuw plekje in te palmen.

Ik heb wat rondgekeken in mijn boeken, maar heel veel van wat er over het maarts viooltje te vertellen valt, heb ik in de Kruidenmand al verteld... Maar ik blijf het schatten van plantjes vinden... Op het eerste gezicht nauwelijks opvallend en letterlijk laag-bij-de-gronds, maar als je ze goed gaat bekijken zitten er prachtexemplaren tussen.

Afgelopen zomer heb ik nog een soort gefotografeerd die hier in de buurt niet voorkomt: het duinviooltje (Viola curtisii). Een nog veel onopvallender, klein viooltje, waarvoor je letterlijk door de knieën moet om het op te merken. We zagen die dag ook de kleine parelmoervlinder rondvliegen, waarvoor dit plantje een waardplant is. Die parelmoervlinder bereikt in natuurreservaat 'de Westhoek' waar ik de foto maakte, trouwens zowat de noordrand van zijn verspreidingsgebied.
Het duurt nog een aantal maanden voor het zover is, maar wanneer je in de zomer aan de Belgische kust bent, vraag dan in het plaatselijke VVV eens naar het foldertje met de begeleide wandelingen georganiseerd door NatuurPunt. Je komt er op nauwelijks betreden plekjes in duinen en het onmiddelijke achterland, en doet er echt verrassende ontdekkingen. In 'De Westhoek' zie je als je op het goede ogenblik komt, ook mooie wilde orchideeën en duizendguldenkruid, een andere mooie beschermde plant.

Tot vrijdag!

26 maart 2007

En weer Hondsdraf...

(mijn excuses voor de slechte bladschikking verderop in het artikel. Binnenkort verhuist deze blog naar een plekje binnen mijn eigen domein, met een volledig vernieuwde lay-out. In de tussentijd besteed ik even geen extra aandacht aan de stijl van deze blog... - een betere versie vind je in elk geval voorlopig hier al.

Een maand geleden schreef ik al een stukje over Hondsdraf, maar ik gaf toen al aan dat ik nog veel meer over dit plantje te vertellen had...
In 'Planten met een verhaal' van Tjeu Leenen vond ik, dat in sommige streken in Oost-Nederland de hondsdraf 'Oelkenblatties' wordt genoemd. Volgens de auteur verwijst Oelken naar een aardgeest, en hij legt een verband met de Duitse volksnaam 'Gundermann'. Gund legde ik in het vorige stukje al uit, het 'mann' zou ook naar (goedaardige) aardgeesten, aardmannetjes. Die aardmannetjes haalden hun krachten uit de energie die was opgeslagen in planten die in de buurt van menselijke bewoning groeiden. Deze verklaringen vind ik voorlopig nergens bevestigd, en ik geef ze dus voor wat ze waard zijn.

Nog in Duitsland was hondsdraf traditioneel één van de kruiden die gebruikt werden voor de 'Gründonnerstagsuppe', een soep die traditioneel werd gegeten op Witte Donderdag (de donderdag voor Pasen, in het Duits 'Grüner Donnerstag'). Dit gebruik zou al uit de Germaanse tijden stammen, en - zoals wel meer gebruiken uit die tijd - wegens zijn onuitroeibaarheid tenslotte gekerstend zijn.
In de christelijke traditie verwees vervolgens de lichtbittere smaak van de soep naar de bitterheid van het lijden van Christus in de Goede Week (de week voor Pasen).
Helemaal dood is die traditie trouwens nog niet. Al googlend op 'Gründonnerstagsuppe' vond ik verschillende verenigingen en organisaties die in de Goede Week gezamelijk zo'n soep bereiden, al dan niet voorafgegaan door een kruidenwandeling in groep om de kruiden te verzamelen.
De Gründonnerstagsuppe was een kruidensoep op basis van negen (een magisch getal) verschillende voorjaarskruiden. Het staat niet precies vast welke kruiden je moet gebruiken, laat dat gewoon afhangen van wat er in je buurt groeit, maar vrijwel alle recepten vermelden hondsdraf. Op de website 'Pflanzen zeigen Wirkung' staan verschillende suggesties, maar voor wie het Duits onvoldoende machtig is vertaal ik er hier één.

Eenvoudige witte-donderdagsoep



  • volkorenmeel

  • een mengeling van volgende kruiden: paardenbloemblad, vogelmuur, brandnetel, zevenblad, hondsdraf, duizendblad, weegbree, loof van knoflook of daslook, madeliefjes-bloemetjes


Roer per persoon één eetlepel volkorenmeel met wat water glad. Voeg per persoon een kop water toe en breng aan de kook. Laat de gewassen en fijngesneden kruiden vijf minuten meekoken. Breng op smaak met peper en zout indien gewenst, en voeg eventueel een klontje boter toe.

Witte-donderdagsoep voor fijnproevers



  • Een kom met (negen verschillende) verse kruiden, bijvoorbeeld brandneteltoppen, hondsdraf, peterselie, (Roomse) kervel, duizendblad, waterkers, rapunzel, madeliefjes, paardenbloemblad, zuring, weegbree...

  • 1 ui

  • boter

  • 1 liter groente- of vleesbouillon

  • 2 eidooiers, door 1/8 liter room geklopt

  • 2 eiwitten


De fijngehakte ui samen met de groenten in de boter fruiten tot de groenten slinken. De hete bouillon toevoegen en een kwartiertje laten sudderen. De soep dan mixen en/of door een roerzeef wrijven.
Opnieuw terug kort verhitten, en met peper en zout op smaak brengen. Van het vuur nemen en de eierroom toevoegen.
De soep garneren met het eiwit dat kort geroerbakt is, en met wat achtergehouden en fijngesnipperde kruiden, eventueel wat madeliefjes.

Hildegard von Bingen beschreef reeds de kracht die in het voorjaar alles weer groen doet worden:
Kein Baum grünt ohne Kraft zum Grünen.
Kein Stein entbehrt der grünen Feuchtigkeit.
Kein Geschöpf is ohne diese besondere Eigenkraft:
die lebendige Ewigkeit selbst ist nicht ohne Kraft zum Grünen.

Volgende week is het Witte Donderdag... Ik zou voorstellen: maak in deze periode inderdaad eens een keer een kruidensoepje klaar, en ervaar de door Hildegard von Bingen beschreven 'Kraft zum Grünen'
Smakelijk!

24 maart 2007

Primula veris - gulden Sleutelbloem

Een paar dagen geleden vertelde ik al over de gulden sleutelbloem, maar vandaag toch maar weer een aanvulling. (Overigens, er stonden in dat vorige stukje een paar domme fouten, waar ik door de commentaar van Rob op attent werd gemaakt. Intussen dus gecorrigeerd).

Ik was daarjuist een paar boeken over 'volkse' kruidengeneeskunde aan het doorbladeren ('Le livre des bonnes herbes' van Pierre Lieutaghi, 'Plantes et savoir ancestral' van Josette Ganioz-Zufferey), en vind daar de gulden sleutelbloem beschreven onder de naam 'Primula officinalis'. Rob zal allicht kunnen vertellen of dit inderdaad het plantje vroeger inderdaad onder die naam geclassificeerd werd.

In mijn vorig stukje vertelde ik al dat de sleutelbloem tegenwoordig vooral toegepast wordt bij chronische bronchitis en andere vormen van hoest. Geert Verhelst geeft aan, dat de sleutelbloem eigenlijk pas in de moderne fytotherapie om die reden wordt gebruikt.
Dat wordt ook bevestigd door Lieutaghi. Volgens hem was het plantje vroeger bekend als 'Herbe à la paralysie', en werd gebruikt bij verlamming van de tong (dysfatische, dysarthrische klachten?) en bij stotteren. In de 18de eeuw zou ene Ray het sap van de bovengrondse delen, vermengd met gelijke delen koemelk, hebben aanbevolen als therapie voor een hardnekkige migraine die op geen enkele andere behandeling reageerde. Die indicatie werd herhaald door W. Bohn in 1927, die bij spanningshoofdpijn een langdurige behandeling met een infusie van de bloemen of de bladeren voorstelde.
Dit zijn geen volkomen onverwachte indicaties: naast de in het vorige stukje genoemde eigenschappen die de sleutelbloem bruikbaar maken ter bevordering van het ophoesten van slijmen, werkt het plantje ook kalmerend, spierontspannend en krampstillend. Deze eigenschappen vind je vooral terug in de bloemen. En hieruit volgt dus het gebruik bij spanning en rusteloosheid, slapeloosheid, maar ook hoofdpijn en migraine.
Drukke, rusteloze kinderen die moeite hebben om in slaap te vallen kan je voor het slapengaan dan ook een 'bloementhee' geven, een aftreksel van bv sleutelbloem-bloem en lavendel. Net als lavendel heeft ook de sleutelbloem een aangename geur. Aan een infusie voor het slapen kan je natuurlijk ook valeriaan toevoegen, maar dat kruid kan er toe leiden dan het kind de thee 'béééhhhh' vind, en er dus maar liever niet van dringt.... (en natuurlijk snap je dat het op zich al rustbrengende ritueel van gezellig een kopje kruidenthee voor het slapengaan wordt verstoord als er een discussie in de zin van: 'Ik wil niet!' - 'Je moet' aan voorafgaat.)

Rob vermeldde terecht dat primula-dermatitis een bekende allergische reactie is die sommige mensen vertonen na huidcontact met primula's. Het is duidelijk dat mensen die deze allergie vertonen, zeker deze plant ook niet als geneeskruid mogen gebruiken!

Zoals heel wat kruiden (zie daarvoor een overzicht op mijn site, AnneTannes Kruidenmand) kan ook de sleutelbloem het effect van bloedverdunnende middelen versterken. Als je dat soort medicijnen neemt, overleg dan steeds heel goed met je arts als je geneeskruiden gaat gebruiken, en dring eventueel aan op een wat frequentere controle van je bloedstolling!
Sleutelbloem is weliswaar spierontspannend, maar kan de baarmoeder stimuleren en gebruik je dus niet als je zwanger bent.
Tenslotte gebruik je het kruid ook beter niet als je onderhevig bent aan maagzweren.

De wortel van de sleutelbloem wordt vooral gebruikt bij hoest. Je oogst die op het einde van de winter. De schoongemaakte wortels worden overlangs doorgesneden en in de zon (als er die dan al is) of bij matige warmte, bv in de buurt van een kachel of in een oven op 50°, gedroogd.
De bloemen, die voor spanningsklachten en slapeloosheid gebruikt worden, oogst je natuurlijk in de lente, en droog je op een luchtige, donkere en relatief warme plek..

'n Kruidige groet,
AnneTanne

21 maart 2007

De Grote Brandnetel

Aanvankelijk had ik vandaag niet erg veel inspiratie, en bovendien heb ik de voorbije dagen geen fotootjes van (on)opvallende plantjes gemaakt die ik hier kon laten zien.
Ik speelde met de gedachte om wat over de brandnetel te schrijven - de soepgroente bij uitstek van dit ogenblik immers - maar dat leek zo op het 'imiteren' van een recente posting in de blog 'Helygen Celli' van Serena.

Maar ik heb dus besloten om het toch te doen... Er is immers (nog) meer te vertellen dan je in dat overigens heel lezenswaardige artikeltje vindt.

Eigenlijk is de brandnetel - tot je haar aanraakt - een erg onopvallende plant, met haar donkergroene blad en grijzig-groene bloemen... En (jawel hoor, je hoort me al komen) tegelijk vind ik het eigenlijk een mooie plant... Als ze niet zo prikte en woekerde, zou de plant wellicht best gewaardeerd worden als achtergrondplant in borders. (Zo beweer ik al jarenlang, dat wanneer de paardenbloem een moeilijk te kweken plant was, je er bij het tuincentrum om de hoek veel geld voor zou betalen... Eigenlijk is het een beauty!)

En als de oppervlakte van je tuin het toestaat, verdient de plant toch een plekje, ergens in een verloren hoekje. Niet alleen het je er in het vroege voorjaar een groente bij waar je alle kanten mee op kan, maar ook de vlinders in je tuin zullen je er dankbaar voor zijn.

Polygonia c-album on plumblossom - Gehakkelde Aurelia op Pruimenbloesem
Sommige rupsen lusten letterlijk geen enkele andere plant, en zijn dus voor hun voortbestaan afhankelijk van brandnetels. Voorbeelden zijn de Atalanta, de Kleine vos, het Landkaartje en de Bruine snuituil.
Andere vlinders die van de Brandnetel als voedselplant houden (al is het voor deze niet de enige waardplant) zijn de Dagpauwoog, de Gehakkelde aurelia (een paar dagen geleden zag ik er drie in de bloeiende pruimenboom in het kippenhok), de Grote beer, de Koperuil en het Brandnetelkapje.

En dan is er nog een reeks kevers die je op de brandnetels vindt, zoals de Gladde brandnetelkever, de Groene brandnetelsnuittor, de Gekamde brandnetelsnuittor en de Viervlekbrandnetelsnuittor...

Serena vermeldde het al in haar blog, maar ik vind het het herhalen waard, dat brandnetels ook erg goede leveranciers zijn van textielvezels.
Al in het late Bronstijdperk werd neteldoek geweven, terwijl van vlas toen voornamelijk het zaad (lijnzaad) werd gebruikt als voedingsmiddel. Voor een vezel met zo'n lange geschiedenis moet het dan ook nauwelijks verbazing wekken dat het verwerkingsproces doorheen de eeuwen steeds verfijnder werd. Neteldoek werd in elke gewenste textuur geweven, van de meeste grove weefsels, zoals zakkengoed, touwen en zeildoek, tot het meest verfijnde tafellinnen. In Vlaanderen werd niet alleen heel fijn (vlas)linnen geweven, maar in oude Franse teksten werd ook de 'Neteldoeck (sic) de Flandres' om zijn hoge kwaliteit geroemd.

Tot ver in de 19de Eeuw hadden netels hun plaats in de tekstielnijverheid. Er is een tekstfragment bewaard van een man die geïdentificeerd wordt als 'de dichter Campbell' (maar waarover verder nauwelijks iets bekend is), en die in ergens in de laatste helft 19de, begin 20ste eeuw schreef:
In Scotland I have eaten nettles, I have slept in nettle sheets, and dinned off a nettle tablecloth. The young and tender shoots make an exellent potherb. The stalks of the old nettle are as good as flax for making cloth. I have heard my mother say that she thought nettle cloth more durable than any other species of linen.

Maar tegen het einde van de 19de Eeuw verloor netel terrein ten op zichte van vlas en hennep als textielvezel. Dat kwam niet zozeer omdat netel als minderwaardig werd beschouwd, maar omdat brandnetels een rijke bodem nodig hadden om te groeien, en de teelt daardoor duurder uitviel.
Nochtans won neteldoek in de eerste wereldoorlog terug wat aan populariteit, toen de katoenvoorraden slonken. In 1916 werd in Duitsland rond de drieduizend ton brandnetels verzameld om te verwerken tot legeruniformen.

Maar nu even naar het bekendere gebruik van Brandnetel... de keuken!
Vandaag werd op de kruidenmand-mailinglist de vraag gesteld naar middelen om wat extra ijzer binnen te krijgen... En iemand vroeg zich - allicht terecht af - of het feit dat haar ijzerspiegel in het voorjaar altijd hoger is dan in de winter, misschien ten dele samenhing met haar overvloedige consumptie van brandnetels.
En inderdaad bevatten brandnetels - zoals de meeste donkergroene bladgroenten - een behoorlijk gehalte aan ijzer, maar ook aan vitamine C en D, caroteen, calcium en nog wat mineralen. Maar in tegenstelling tot bijvoorbeeld spinazie, is brandnetel op dit ogenblik al rijkelijk - en niet 'geforceerd' - voorhanden. (Trouwens: spinazie bevat inderdaad ook flink wat ijzer, maar is echt niet de 'Popeye'-groente die men lang gedacht heeft... Op één of andere manier is op een bepaald ogenblik in een tabel met inhoudstoffen van groenten de komma in het ijzergehalte van spinazie een plekje naar rechts opgeschoven... en leek spinazie ineens 10 keer zoveel ijzer te bevatten als vergelijkbare bladgroenten... Niet dus!)

Natuurlijk kan je brandnetels bereiden als soep, maar je kan er nog veel meer kanten mee op...
Je stooft ze met uien, brengt op smaak met peper, zout en een snufje cayennepeper...
Je voegt ze toe aan stamppotten en stoofschotels, of in kruidenpannenkoeken...
Ik heb wel eens gehakte brandneteltoppen in een aardappelrösti verwerkt...

En eigenlijk ben ik heel nieuwsgierig om nog meer originele brandnetelrecepten te horen... Wie durft de uitdaging aan? (OK, als er minimaal twee recepten gepost worden, dan voeg ik daar nog een receptje aan toe ;-)!)

Smakelijk!

19 maart 2007

Vroegeling

VroegelingHoewel ik de laatste weken overal uitgekeken heb, was er in mijn onmiddelijke omgeving geen plantje Vroegeling te bespeuren. Annet Planten was zo vriendelijk mij het gebruik van haar foto toe te staan...

De vroegeling (Erophila verna) is - hoe kan het ook anders met die naam - een hele vroege bloeier, een typische winterannuel.
Winterannuelen zijn éénjarig planten die als zaad 'overzomeren', in de loop van de herfst ontkiemen, tijdens of kort na de winter bloeien, en alweer in rusttoestand zijn als de lente goed en wel op haar hoogtepunt is.
En als je weet dat vroegeling typisch een plantje is dat bijvoorbeeld op schrale zandvlakten groeit, is zo'n levenscyclus niet verwonderlijk. In de zomer kan het op die plekken dermate heet en droog zijn, dat elk plantje er zou verdorren.

In Engeland werd de bloei van de vroegeling vroeger aanzien als een teken dat het tijd werd om de zomerrogge te gaan zaaien. In Duitsland daarentegen vreesde men dat als de vroegeling overvloedig bloeide, dat een slechte oogst in de komende zomer voorspelde. In onze streken lijkt men het plantje altijd wat over het hoofd te hebben gezien, want er lijken nauwelijks folkloristische weetjes over voorhanden.

Vroegeling vormt vaak zaad na zelfbestuiving. Verwar dit niet met het verschijnsel dat ik een paar weken geleden beschreef bij de paardenbloem, waar zaad ontstaat uit onbevruchte eicellen. De 'eicellen' van de vroegeling worden wel degelijk bevrucht, maar vaak dus door stuifmeel uit hetzelfde bloempje. Deze verregaande vorm van inteelt kan er vervolgens wel toe leiden dat een populatie vroegeling op de ene plek, op details volledig verschilt van die op een andere plek.

Vroegeling is een heel klein plantje, nauwelijks een paar centimeter hoog, maar in deze tijd van het jaar zie je ze op sommige plaatsen toch massaal voorkomen, hele tapijten vormen. Maar voor zover ik weet, vindt vroegeling op geen enkel vlak enige toepassing. In een artikeltje in een recent nummer van het tijdschrift van NatuurPunt werd even gewag gemaakt van 'een Engels boek' dat zou beweren dat de blaadjes wel gegeten worden, maar de auteur reageerde ironisch met een: 'maar dan moet je wel hele erg honger hebben...'
Bovendien zijn de plantjes ook nog eens enigszins harig, wat het eventuele culinaire genot zeker niet zal vergroten...

Waarom ik dit plantje hier dan bespreek? Ach, het groeit er nu eenmaal... en ik vind het zuivere wit van de bloemetjes in al hun onooglijkheid toch altijd iets hebben.

'n Kruidige groet,
Ann

16 maart 2007

Primula vulgaris - Stengelloze Sleutelbloem


Primula auricula - Alpenaurikel
Originally uploaded by AnneTanne.
Jacob van Maerlant (ca 1225-na 1291) schreef het al in zijn ‘Der Naturen Bloeme’:

“Primula dats een kruut
Tierste dat te lentin coemt uut,
Ende taleerst dat bloemen draghet.
Dit cruut, alsmen ons bhewaget,
Ghedronken met roeden wine,
dats volmaeckte medicine
Ghedroncken in alre noet
Jegent swaer even groet.”

Vanmorgen zag ik dat de eerste Gulden sleutelbloemen (Primula veris) in mijn bloemenweitje stilaan gaan openkomen… Nog een paar uurtjes zon, en ze staan wijd open.

De Stengelloze Sleutelbloem (Primula vulgaris) hierboven is er een neefje van, die ik een maand geleden in Zwitserland al vond bloeien.

Zoals aan heel wat voorjaarsbloemen wordt aan de Sleutelbloem een bijzondere kracht toegekend. In sommige plaatsen in Duitsland geloofde men dat Sleutelbloemen in huis geluk brengen; elders bij onze Oosterburen ging men er van uit dat men met een Sleutelbloem die in de Kerstnacht bloeit, de ’sleutel’ tot het vinden van een schat in handen heeft. Er bestaan trouwens heel wat legenden rond dit thema…
In Engeland werd de Sleutelbloem in verband gebracht met de vruchtbaarheid van kippen en ganzen (zou de dooiergele kleur van de Gulden sleutelbloem daar iets mee te maken hebben?). Als men niet zorgde minstens 13 Sleutelbloemen te plukken en binnenshuis te brengen, zouden de vogels slecht leggen, zo geloofde men in Norfolk. En in Dorset vreesde men zelfs dat alleen al het kijken naar vroege sleutelbloemen er toe zou leiden, dat broedende kippen weinig kuikens zouden krijgen.

In de loop der tijd zijn Sleutelbloemen voor tal van geneeskrachtige toepassingen gebruikt, al rept Dodoens in 1554, drie eeuwen na Van Maerlant daar nauwelijks over. Hij schreef: “Die Sleutelbloemen worden heden daechs met meer andere cruyden in spijsen ghebruyckt / maer in der medecynen en hebben zy gheen sonderlinghe ghebruyck oft cracht die te achtene zijn.” In een herdruk van zijn boek een eeuw later, staat echter te lezen: “Men heetse (deze kruyden) somtijds paralysis omdat sy so krachtigh zijn om den weedom van den leden ende van de zenuen te versoeten.”

Geert Verhelst noemt vooral expectorerende, mucolytische en secretolytische eigenschappen van het kruid (de Gulden sleutelbloem in dit geval), door de aanwezigheid van saponinen, etherische olie en fenolglycosiden. Dit betekent dus dat slijmen meer vloeibaar, minder taai worden, en daardoor gemakkelijker kunnen worden opgehoest.
Het kruid wordt dus bijvoorbeeld toegepast onder vorm van een tinctuur van de wortel (die het hoogste gehalte aan saponinen bevat), bij vormen van hoest waarbij taaien slijmen moeten gelost en opgehoest worden (niet bij krampachtige vormen van hoest, zoals bijvoorbeeld bij astma).

Alle Sleutelbloemen zijn in ons land erg zeldzaam en (dus) beschermd… Als je ze dus al in het wild zou vinden, oogst ze dan zeker niet, maar ga op zoek naar een leverancier van zaai- of plantgoed van het kruid. (Er zijn massa’s cultivars in de handel, maar ik vind de wilde vorm een plekje in de siertuin meer dan waard…)
De manier waarop Sleutelbloemen hun zaden verspreiden, is een typisch voorbeeld van ‘windstrooiing’. Als de bloem is uitgebloeid, gaat de bloeistengel verdikken en min of meer verhouten. De stengels worden ook nog iets langer en richten zich op. Wanneer de vrucht rijp is, springt die open. De wind of passerende dieren doen de ’strooibusjes’ op hun steeltjes heen en weer bewegen, en de zaden worden langzaamaan uitgestrooid. Behalve vermeerdering door zaad kan de plant zich ook vegetatief vermeerderen door de vorming van nieuwe rozetten.


Opmerking: Hoewel ik er gewoonlijk niet voor kies om als ik door een commentaar op deze blog op fouten attent wordt gemaakt, die in de post zelf te corrigeren, heb ik dat dit keer wel gedaan. Mijn vergissing beschouwde ik dermate als een flater, dat ik die echt niet wilde laten staan. Ik had het stukje de titel 'Primula auricula - Alpenaurikel' genoemd, hoewel de bloem op de foto heel zeker niet de alpenaurikel is.

15 maart 2007

Welke Blog wordt het? Gebruiksvriendelijkheid en lay-out

Ik heb mijn blog nu zowat een maand on-line, maar ben intussen toch op zoek geweest naar andere mogelijkheden, mede omdat ik de blog-software op termijn graag bereikbaar zou willen maken via mijn eigen domein.

Ik heb de indruk dat WordPress in dat verband betere mogelijkheden zou kunnen bieden, maar wil dat nog eerst even uitproberen.
Voorlopig heb ik daarom mijn blog op twee plekken. Op Blogspot staat de 'oude' (nu ja) blog, op Wordpress.com vind je de 'nieuwe'. Die heeft minstens voorlopig een andere lay-out, enerzijds om dat de gehoste vorm van wordpress minder mogelijkheden biedt om de layout aan te passen, anderzijds omdat ik ook wel eens iets helemaal anders wilde uitproberen.

Om mezelf te helpen beslissen voor welke vorm ik uiteindelijk kies, zou ik graag commentaar horen op beide blogs...

Elke feedback is dus welkom...

14 maart 2007

Wat groeit er in mijnen hof?

Wat groeit er in mijnen hof?
Ajuin...
Wat nog?
Peterselie...
Al wie omziet, krijgt hem niet, krijgt hem niet,
Al wie omziet - krijgt - hem - niet...


Dat versje was in mijn kindertijd de klassieke toevoeging aan het 'zakdoek leggen' liedje, gescandeerd terwijl de 'zakdoeklegger' rond de kring draaide om ergens het zakdoekje te gaan deponeren...

Maar dat versje komt ook altijd weer in mijn hoofd op, wanneer ik door mijn tuin rondloop, zoekend naar groeiseltjes die onverwacht te voorschijn zijn gekomen, of die hun bloemetjes geopend hebben...

Ik heb zo de voorbije dagen gezien dat de Beekpunge die ik jaren geleden één keer ontdekte in mijn tuin, nu blijkbaar opnieuw is opgedoken (en tegen de tijd dat die bloeit, moet ik toch eens zien te ontdekken of 'Beekpunge' een vernederlandsing is van de wetenschappelijke soortnaam beccabunga, of dat het Nederlands hier de eer krijgt om model te staan voor wetenschappelijke naamgeving... Neen Rob, ik ben er zeker van dat jij dit al lang weet, maar nog even niet verraden, dit hoop ik zelf te ontdekken!).
Vorig jaar vond ik een plantje robertskruid in mijn tuin, maar dat kwam niet tot bloei. Op dit ogenblik staat er een hele weelderige plant op een andere plek in de tuin, dus ik hoop dat die wel gaat gedijen.
Ergens tegen de meidoornhaag aan staat een 'hoopje' allium. Ik weet niet met zekerheid wat het is, maar heb in die buurt wel eens met kraailookbolletjes gestrooid, dus de kans is groot dat die het is...
In het grasveldje voor het huis, waarvan ik hoop dat het langzaamaan een bloemenwei wordt, staan heel wat plantjes gulden sleutelbloem. Ik heb die al een paar jaar in een border staan, en heb mijn zoontje af en toe zaad daarvan in de weide laten strooien - met succes blijkbaar!
De wilde narcissen (Narcissus pseudonarcissus) zijn talrijker dan vorig jaar. Hopelijk zetten die door... Deze narcis is 'inheems' in België, maar houdt toch vooral van lichte bossen en beekdalweides in de Ardennen (en in Nederlands Limburg). Toch doet ie het in mijn tuin voorlopig beter dan zijn neefjes uit de Alpen, de dichtersnarcis (Narcissus pseudonarcissus), die dit jaar zelfs geen enkele bloem lijkt te vormen.
Het Maarts viooltje is dit jaar ook wat minder talrijk dan vorig jaar, en het bleeksporig bosviooltje dat een paar jaar geleden spontaan in mijn tuin opdook vind ik voorlopig nog niet terug (ik weet het, te vroeg voor bloei, maar ook de blaadjes vind ik nog niet).
En ik wacht vol spanning op de bloei van mijn sleedoorns. Om één of andere reden is het voor mij pas echt lente als 'de sleedoorn bloeit op al zijn stekels' (waar heb ik die zin ook al weer gehoord?)
Nog zo'n zin die zich ooit in mijn geheugen heeft gebrand is:
'Als de daslook de bossen doet geuren als de keuken van een zuiders restaurant...'
Maar ook de daslook bloeit nog niet, al laat dien intussen zijn blad al zien...

Mijn tuin is stilaan wil vol beloften voor een rijk bloeiseizoen (en bloeien doet het buiten... en daarom zit mijn neus potdicht door mijn jaarlijks maartse hooikoorts, die gelukkig altijd maar een dag of vijf aanhoudt, maar die er vandaag voor zorgde, dat ik geen zin had in een blogpost met veel opzoekingswerk, maar het liever hield bij gewoon wat tuinobservaties....)

12 maart 2007

Paardenbloem, planten zonder vader....

Volgens de flora van Heukels bestaan er in Nederland zeker 225 'agamosperme' microsoorten van de gewone paardenbloem (Taraxacum officinale).
Agamospermie betekent dat er zaden ontstaan uit onbevruchte eicellen. Die zaden geven vervolgens aanleiding tot asexuele afstammingslijnen, klonen als het ware...
Sommige van die klonen kunnen naar vorm van andere onderscheiden worden, en worden daarom 'microsoorten' genoemd. Die verschillende microsoorten verschillen vaak maar op details van elkaar. Extra moeilijk wordt het, als je weet dat planten van eenzelfde microsoort sterk van uiterlijk kunnen verschillen naargelang van hun standplaats.
Ik herinner me nog dat mijn leraar biologie de paardenbloem gebruikte als voorbeeld van het verschil tussen genotype en fenotype:
Je hebt bijvoorbeeld twee paardenbloemplanten van dezelfde microsoort. Die hebben exact hetzelfde genetische materiaal (=genotype) dat bepaald hoe de plant er zal uitzien.
Maar plant nr 1 groeit in barst in een veel belopen voetpad. De plant zal vrij klein blijven, met een erg korte bloemsteel, ook de bladrozet zal klein blijven en plat tegen de grond aangedrukt zitten.
Plant nr 2 staat een paar meter verderop in een 'grazige' weide. De bodem is er een stuk vruchtbaarder dan die waar plant 1 het mee moet doen, en de plant is in haar geheel dan ook een veelvoud van de andere groot. De bloemstengel is lang, om het bloemhoofdje boven de grassen uit te tillen, en ook de bladeren zijn groot, liggen niet plat op de grond, maar staat bijna rechtop.
Bovendien zal je vaak merken dat de bladeren van een paardenbloem in 'arme' omstandigheden zeer sterk getand zijn, en die van planten op rijke bodem bijna spatelvormig zijn, bijna zonder de zo kenmerkende 'leeuwentand'-insnijdingen van de rand. Het uiteindelijke fenotype (hoe de plant er 'in het echt' uitziet) wordt dus niet alleen bepaald door het genetische materiaal (genotype) maar ook door de externe omstandigheden.

Maar over de paardenbloem valt natuurlijk veel meer te vertellen.
Net zoals het barbarakruid en de kleine veldkers is het een kruid dat in deze tijd van het jaar een mooie aanvulling vormt op de nog verkrijgbare wintergroenten. Terwijl die twee kruisbloemigen veel vitamine C bevatten, geeft paardenbloem je wat extra mineralen. Het kruid bevat zowel calcium, natrium, silicium, zwavel, en vooral kalium. Het blad is bovendien vrij uitgesproken diuretisch (vochtafdrijvend) (heel wat volksnamen in alle talen getuigen daar trouwens van, zie verder). Nu is een bekende bijwerking van veel plaspillen dat ze tesamen met water ook heel wat kalium uit het lichaam verdrijven, maar omdat de paardenbloem zo'n hoog kaliumgehalte heeft, blijft de kaliumspiegel normaal mooi in balans.
Binnenkort ga ik dus weer 'groenkoeken' bakken, boekweitpannenkoeken met heel veel voorjaarskruiden.... Net zoals die van mijn grootvader vroeger, zien ook mijn groenkoeken letterlijk groen van het erin verwerkte kruid... je kan daarmee nauwelijks overdrijven, integendeel: ik vind ze het lekkerst als de bitterheid van de kruiden duidelijk aanwezig is. Ik oogst in mijn tuin paardenbloemblad, barbarakruid, kleine veldkers, duizendblad, nog meer paardenbloemblad, en een flinke hoeveelheid bieslook. Dat alles hak ik heel fijn, en meng ik door het beslag (ruim 150 g boekweitmeel, een kleine 100 g voltarwemeel, twee eieren, een flesje bier, aanvullen met melk tot je een vloeibaar beslag hebt....), en dan bakken maar (mijn grootvader bakte er vaak spekpannenkoeken mee, ik hou het bij 'gewone' pannenkoeken).

Paardenbloemwortels hebben andere indicaties dan het blad, maar daarover vertel ik op een ander ogenblik wel weer... (De wortel wordt pas geoogst in de zomer, als ze hun hoogste gehalte aan bitterstoffen bevatten...)

Heel wat volksnamen, zowel in het Nederlands als in andere talen, verwijzen naar de vochtafdrijvende eigenschappen van het kruid. Als kind kenden we de paardenbloem nauwelijks anders dan onder de naam Pisbloem, in andere streken wordt/werd gesproken over Beddepisser, Beddezeeker, Bedpieser, Paddepister, Pis-in-'t-bed, Pissebed, Seekebed, Zeekers....
Andere namen verwijzen naar de getande bladeren, die men vergeleek met het stekelige van distels. Zo krijg je dan namen als Dissel of Distel, Zuurdistel, Zevendistel, Melkdistel...
Het witte melksap gaf nog aanleiding tot andere benamingen: Melkbloem, Melkbladen, Melkwietsel, Melkriet....
Toen ik als kind een paar konijnen had ging ik in de velden in de omgeving vaak groenvoer snijden, en ik wist al snel dat sappige paardenbloembladeren een delicatesse bleken voor mijn huisdieren. Hiervan getuigen ook volksnamen als Knineblèden en Konijnengroen. De officiële naam paardenbloem laat zien dat ook paarden het kruid als een lekker hapje beschouwden. Andere namen met die oorsprong zijn Paardsbloem, Hijnstebloem (hengstenbloem), Paardensla....
Namen als Kaarsjes, Pluimpje, Uitblazertjes, Brievenbesteller, Pluimbol verwijzen allemaal naar het uitgebloeide bloempluis dat door kinderen zo graag wordt weggeblazen. (De 'Pisbloem' uit mijn jeugd ging dan ook 'Blaasbloem' heten zo gauw ze was uitgebloeid.)
Tot wanhoop van onze moeders (het melksap van de paardenbloem maakt lelijke vlekken!) maakten mijn vriendinnen en ik graag bloemslingers van de paardenbloem. We waren niet de enigen, getuige daarvan namen als Kettingbloem, Kettekroet, Kettingstronk, Kettingspol.
Namen als Papencrut, Papenblad, Papenstoelen, Monnikskop... zouden verwijzen naar de kale bloembodem die, als alle zaden afgevallen zijn, gelijkenis zou vertonen met de tonsuur van een geestelijke. Ook de namen Platters en Platgatters wijzen in dezelfde richting, want in de middeleeuwen heette die tonsuur 'platte'.
De namen die verwijzen naar 'hond', zoals Hoensbloem, hondeblöme, Hondeblômesloat... zou betekenen dat de plant als minderwaardig werd beschouwd.
'Molsla' tenslotte verwijst naar de witgebleven paardebloemenbladeren die van onder molshopen werd opgegraven en als witlof werd gegeten.

(Ik heb bovenstaande volksnamen grotendeels teruggevonden in 'Planten en hun naam' van H. Kleijn. Wie geïnteresseerd is in de preciese geografische herkomst van de volksnamen, verwijs ik graag naar dat boek. Ik wil er ook nog aan toevoegen dat ik van de meeste namen niet alle varianten heb overgenomen, zeker niet, wanneer de verschillen erg klein waren....)

'n Kruidige groet,
Ann

9 maart 2007

Plantenruildag in het Park van Poeke (Aalter)


Dit berichtje werd een tijdje geleden gepost op de mailinglist van de Kruidenmand.
Ik herhaal het hier graag even, omdat het toen allicht aan de aandacht van sommige geïnteresseerden ontsnapt is!

PLANTENRUILDAG IN HET PARK VAN POEKE
ZONDAG 18 MAART 2007 OM 14 UUR

“Het parkdomein van Poeke” te Aalter, is gelegen ten westen van N409 Aalter-Deinze ter hoogte van Lotenhulle. Bewegwijzering: E40 uitrit nr.11 Aalter, pijlen -Kasteel van Poeke en/of Plantenruildag- volgen.
==================
“De plantenruildag van de Oost-Vlaamse imkers” is een begrip geworden.
Onder impuls van de werkgroep “Drachtplanten en Bestuiving” is deze plantenruildag reeds aan haar 16de editie toe. De vorige 15 edities vonden plaats in het park van Beervelde. Het kasteeldomein van Poeke is nu aan de beurt te Aalter. Op de derde zondag van maart voeren de imkers massaal insectvriendelijke planten en struiken aan.
Naast het ruilen van planten wordt er een massa planten gratis uitgedeeld aan de bezoekers. Ondertussen is er door de imkers een kweekprogramma van geselecteerde wilgensoorten op gang gebracht.
De plantenruildag blijkt steeds een succes te zijn. Dit jaar is het unieke Kasteeldomein van Poeke aan de beurt. Geleide wandelingen bieden aan elke bezoeker de mogelijkheid van dit park te genieten, zijn merkwaardige gebouwen en de boerderij eens van dichtbij te bekijken.

Planten worden onder de imkers geruild van 13 tot 14 uur.
Niet geruilde planten worden gratis uitgedeeld aan de bezoekers vanaf 14 uur op een elftal standen van de verschillende afdelingen van de
Koninklijke Oost-Vlaamse Imkersvereniging.
· De.werkgroep “Drachtplanten en Bestuiving” biedt gratis een assortiment geselecteerde wilgenstruiken aan die een bloei van wilgenkatjes garanderen van vroege lente tot laat in de herfst.
· Promotiestanden van: Werk van de akker, plantenvereniging Astrolaya, ProNatura, Natuurpunt, paardenmelkerij Hypolacta en kaasmakerij “De Neerschuurhoeve”.
· Informatiestand over composteren door compostmeesters van Aalter.
· 200 zakken compost worden aan de bezoekers gratis aangeboden.
· Uitgebreide documentatiestand over bijen en bijenproducten met levende bijen in kijkkast, educatief beeldmateriaal met doorlopend een deskundige uiteenzetting.
· Geleide parkwandelingen om 15 uur en om 16 uur door erkende natuurgidsen.
· De cafetaria, een grote tent, op de binnenkoer van het koetshuis biedt dranken, koffie en een speciaal gebakje aan.
· Een bezoek aan het Natuureducatief centrum van Poeke is zo meegenomen.

8 maart 2007

Barbarea vulgaris - Gewoon barbarakruid

Barbarakruid is een plantje dat in deze tijd van het jaar meestal makkelijk te vinden is. Het is een - vooral op vochtige bodem - vrij algemeen voorkomend kruidje, maar omdat ik in de toch wat drogere Kempen woon, blijft zijn aanwezigheid in mijn tuin steeds tot een tiental plantjes beperkt. We kregen ons eerste plantje jaren geleden op onze trouwdag, van een vriend die in zijn Lusthof dit en talloze andere ongewone groenten teelt.

Samen met een aantal andere kruisbloemigen (bv Cardamine hirsuta, de Kleine veldkers) gebruik ik het plantje in deze tijd van het jaar graag als een toevoeging aan een slaatje. Je hebt geen grote hoeveelheden nodig, een flinke eetlepel van het fijngehakte kruid door een kom sla geeft al net een klein beetje extra smaak, en Vit. C! (En dat laatste kunnen we aan het einde van de winter wel gebruiken).
Je kan de kruidjes ook fijngehakt mengen door wat verse kaas, samen met de eerste bieslook die ook alweer boven de grond staat. Als je het kruid in je tuin kweekt, en je een voldoende grote hoeveelheid hebt, kan je het blad ook stoven zoals spinazie.

Wanneer je Barbarakruid in het wild verzamelt, let er dan wel op dat je het ver van alle mogelijke bronnen van vervuiling oogst, want het schijnt dat het plantje nogal neigt tot opslaan van allerlei contaminanten zoals pesticiden...

Om het plantje in de tuin te kweken (zaad verkrijgbaar bij De Bolster, zoek op 'winterkers'), is het belangrijk te weten dat de plant een vochthoudende bodem vraagt, die zeker niet overbemest is, en een plekje in de zon of de halfschaduw. Op te droge grond gaat de smaak (te) scherp worden. Wanneer de plant in bloei komt, wordt de smaak van het blad eerder onaangenaam. Je kan het jonge blad oogsten, maar zorg dat je de groeipunt van de wortelrozet niet wegsnijdt, want dan sterft de plant af.

Behalve een hoog gehalte aan Vit. C. bevat het kruid ook nog: karotenoiden, calcium, behoorlijk wat ijzer, magnesium, mangaan, mosterdolie (vandaar de scherpe smaak), Vitamine B1 en B2.
In het verleden paste men het verse kruid ook wel toe als een pleister op kleine verwondingen, en de gekneusde verse zaden werden als diuretisch middel aan wijn toegevoegd.

Nog wat 'naamgeving': Zowel in de Nederlandse naam van het kruid, als in Duitse (Barbarakraut, Barbenkraut) en Franse (herbe de Sainte-Barbe) en in de Wetenschappelijke vinden we 'Barbara' terug, en dit verwijst allicht naar de Heilige Barbara, een martelares uit de 4de Eeuw. Wat de preciese reden voor deze naamgeving is, daar kunnen we maar naar gissen. Er wordt gesuggereerd dat het een kruid is dat als sla-groente ook in de koude maanden kon worden gegeten (4 december is de feestdag van 'Sint-Barb', patroonheilige van mijnwerkers en brandweerlui). Een andere uitleg zegt, dat het kruid naar de H. Barbara genoemd werd, omdat het door zijn hoge gehalte aan Vit. C. heel wat zeelui voor scheurbuik behoede. Waarom dan precies naar de H. Barbara werd verwezen is mij dan echter helemaal onduidelijk: welliswaar is zij één van de veertien 'redders in nood' (ik ben helaas niet dermate 'streng in de leer' opgevoed dat ik weet of dit inderdaad de correcte uitdrukking is?), maar ik zou verwachten dat het kruid dan toch eerder zou genoemd zijn naar een heilige die de patroon van zeelui is...

Het kruid heeft, naast 'Barbarakruid' nog een aantal Nederlandse namen zoals steenkers, winterkers en moerasraket.
In het Duits heet het Echtes Barbarakraut, Gemeiner Wasserkresse, Frühlingsbarbarakraut. In Frankrijk noemt met het
herbe de Sainte Barbe, barbarée, girarde jaune...
Engelse benamingen zijn yellowrocket, garden yellowrocket, wintercress, dry land cress (itt watercress), Creecy greens....

6 maart 2007

Waar kan ik dit plantje of dat kruid vinden?

Een korte post tussendoor, omdat ik de voorbije dagen van meerdere mensen een mailtje kreeg met de vraag: "Waar vind ik zaad van smeerwortel?", "Waar kan ik in de omgeving van ... moederkruid vinden?" enz...

Neen, op het tweede soort vraag heb ik vaak geen antwoord, ik woon in de Antwerpse Kempen, vlakbij de Limburgse grens, en weet hooguit waar ik me zelf het vaakst bevoorraad. Maar even zoeken via Wilde Weelde leverde me nog wel wat extra adressen op.

Hele courante (tuin)kruiden, en ook een aantal medicinale kruiden die hun weg hebben gevonden naar de siertuin vindt je in een aantal 'gewone' tuincentra.
Mijn favoriete adres voor minder voor de hand liggend kruiden en voor bijna alle inheemse wilde planten is zonder twijfel Ecoflora (in het Brusselse). In West-Vlaanderen heb je de Kruiderie van Loca Labora, een sociaal tewerkstellingsproject dat ook plantgoed van kruiden verkoopt. (Ik heb hiermee verder geen ervaring.)
Peter Bauwens (bekend van een aantal hele leuke boeken over moestuinieren) van de Nieuwe Tuin in De Klinge (grens NL-B) heeft ook altijd zaden en plantjes van bijzondere groenten en kruiden.

Ik ga ook graag een keer rondstruinen op de kwekerij van Roger Bastin in Aalbeek (Nederlands Limburg), die vooral bekend is om zijn uitgebreide collectie bijzonder geurplanten.

Die vraag naar 'zaad van smeerwortel' vond ik in eerste instantie lastiger te beantwoorden. Ik dacht dat je dat zaad zeker bij De Bolster zou vinden, maar die hadden het niet in hun assortiment. De site van Wilde Weelde bood toch een paar antwoorden. De navigatie van de site is niet altijd vanzelfsprekend, maar via de indexpagina klik je naar 'voor opdrachtgevers', en dan op 'lid zoeken'. Op die zoekpagina kan je vervolgens in geheel of gedeeltelijk Nederland zoeken naar bijvoorbeeld kwekerijen en zaadhandels.

Omdat de lijst van kwekerijen me te ver zou leiden geef ik alleen de zaadhandels hier even weer:
Biodivers ('Zaadbedrijf inheemse planten'). Ik heb de indruk dat ze zich met name op de grootverkoop richten.
Cruydt-Hoeck ('verzendbedrijf in wildeplantenzaden en bloemenweidemengsels') Ze hebben een gigantisch assortiment, en hun catalogus was dan ook altijd een dik boekwerk, maar volgens mij richten ook zij zich niet (meer) op particulieren (minimale afname 10 gram van een zaad, en dat is een behoorlijke hoeveelheid).
De Bolderik lijkt in hetzelfde bedje ziek als de vorige twee: grote hoeveelheden...
Maar De Morgenster-Zaden lijkt goed nieuws te kunnen bieden: op hun website melden zij: "In 2003 is de firma Cruydt-Hoeck gestopt met de levering van kleinverpakkingen aan particulieren volgens het sortiment uit de Dikke Zadenlijst. Van Hemert zet de levering van gekweekte soorten en sommige karakteristieke heemplanten voort. Op verzoek van Rob Leopold spant de Morgenster-Zaden zich sindsdien in om de Cruydt-Hoeck filosofie voort te zetten met betrekking tot de verspreiding van zaden van inheemse soorten aan - meest - particulieren. Met deze bijdrage hoopt de Morgenster-Zaden in een behoefte te voorzien. Voor bestelling van bulk kunt u nog steeds bij Cruydt-Hoeck terecht.

Ik ben er zeker van dat er nog meer plekken zijn waar je (biologisch?) zaai- en plantgoed kan vinden van minder voor de hand liggende kruiden en wilde planten... Wie daarover meer info heeft, mag me dat altijd laten weten (gebruik de 'comments'-link onder deze post...)

'n kruidige groet!

5 maart 2007

Thaise linzensoep

In aansluiting op mijn eerdere posting vandaag, en die van vorige week over gember, dit receptje dat in mijn keuken ontstond in het kader van 'restverwerking'.

Hoeveelheid Ingredienten
2 uien, gehakt
1 el gehakte verse gember
1 teentje knoflook, gehakt
1 tomaat, in blokjes
2 wortelen, in schijfjes
1,5 kop gekookte linzen
1 mespunt currypoeder
Morga
1 el olijfolie
100 ml kokosmelk
1 kop soyascheuten (eventueel diepvries)
Bereiding
Fruit uien, gember, knoflook, tomaat en wortelen in de olijfolie. Voeg de currypoeder toe en fruit nog een halve minuut. Voeg linzen toe en voldoende water om een tamelijk dikke soep te bekomen. Voeg vlak voor het opdienen de kokosmelk en de soyascheuten toe, en laat nog heel kort doorkoken (scheuten moeten nog wat knapperig zijn). Breng op smaak met morga (een biologische bouillonpasta... maar gebruik hier gewoon wat je zelf liefst gebruikt of voorhanden hebt, of hou het bij de 'pure' smaak).
Serveer eventueel met gehakte verse koriander.


Smakelijk!

Laat je voedsel je tot medicijn zijn....


Vandaag geen origineel bericht, maar een vertaling van de post van afgelopen donderdag van Kiva Rose, uit haar blog 'A Medicine Woman's Roots: Wild Plants of the Gila', naar wie ik al eerder verwees.
Ik had het verhaal in eigen woorden kunnen navertellen, maar geef haar graag de eer die haar toekomt.

"Waarom zou je een tinctuur gebruiken als je ook een smakelijke salade kan nemen?
Hoewel sommige situaties inderdaad wel vragen om hoge dosissen van infectie-remmend afkooksel of een kalmerende tinctuur, geniet het toch wel heel vaak de voorkeur om je geneesmiddelen onder de vorm van voedsel tot je te nemen. Daar zijn verschillende redenen voor, en ik bespreek ze hier:

1) Heling, heel worden, door middel van voedsel is over het algemeen een subtiele, veilige en langzame weg om de balans van het lichaam te herstellen. Je zal het nodige voedsel volledig kunnen opnemen en je innerlijk ecosysteem krijgt de kans om de geneeskracht (vertaling van: 'medicine') van de hele plant in zich op te nemen. Eten (food) is voeding, en voeding (nourishment) is steeds de basis voor een stralende gezondheid.

2) De kans op negatieve reacties is kleiner, net als al te bruuske verandering op lichamelijk, geestelijk of psychisch vlak.

3) Tijdens een heerlijke maaltijd geniet je meer van de textuur en de smaak van de plant. Je mist al te gemakkelijk de subtiliteit van een kruid als je een slok vliersiroop achterover slaat of wat druppels kamilletinctuur wegslikt. Neem in plaats daarvan de tijd om te genieten van een waterkers-en-paardebloemslaatje, een roerbakschotel met kliswortel of een glas vlierwijn. Op die manier raak je helemaal vertrouw met (het wezen van) het kruid.

4) Alle voedsel is geneesmiddel of vergif, en een voedingsmiddel kan soms een geneesmiddel zijn voor de ene, en vergif voor de andere, afhankelijk van constitutie, hoeveelheid en situatie. Het doelbewust toevoegen van vertrouwde medicinale planten aan een salade of een soep, helpt je om heel bewuste en helende keuzes te maken voor al je maaltijden. Dit helpt je ook gewaarworden welk voedsel je algemene gezondheid en welzijn het best ondersteunt.

5) Ik geef traditionele wijsheid graag de eer die haar toekomt. In heel wat traditionele geneeswijzen word een geneesmiddel gebruikt onder vorm van een voedingsmiddel. En dat gaat van de Chinese kruidensoepen over Ayurvedische medicinale wijnen en gekookte groenten uit de Appalachen tot onze eigen goeie ouwe kippensoep. Dat is het soort geneesmiddelen dat vrijwel iedereen kan innemen, zowel babies, bejaarden als bedlegerigen, terwijl sterkere medicijnen het systeem van deze delicate organismen gemakkelijk overhoop halen.

Blijf je altijd bewust van het effect dat elk voedingsmiddel heeft op je geestelijk en algemeen welbevinden. Als knoflook je zwaar op de maag ligt, of je netelkoorts bezorgt, dan doet het er niet toe hoe heilzaam knoflook KAN zijn, want dat is het blijkbaar niet datgene wat je lichaam op dat ogenblik kan gebruiken. Houd basale energetische waarheden in de gaten: als je al verhit en 'opgedrongen' (flushed, de Vlamingen zullen deze vertaling wellicht beter begrijpen dan Nederlanders, maar er viel me zo snel geen betere vertaling in) bent, vermijd dan compact, vette of gekruide maaltijden maar kies eerder voor hitte verdrijvende voedingsmiddelen zoals paardenbloem of kelp. Als je continu last hebt van een droge huid en uitgedroogde slijmvliezen, richt je dan op zoete, vochthoudende planten zoals zoete aardappelen en asperges."

Kiva Rose vermeldt als (inspiratie)bronnen twee boeken:
Healing with whole foods van Paul Pitchford
Full Moon Feast: Food and the Hunger for Connection door Jessica Prentice
en twee websites:
The Herbwife's Kitchen, de blog van Rebecca Hartman, een herboriste uit Vermont
Een case-study over Lupus door Paul Bergner.

4 maart 2007

Voorjaarskriebels...

Inderdaad, het was mijn vaste voornemen om op zondag niet te bloggen...
Maar vrijdag heb ik overgeslagen... (wegens twee hele leuke dagen in Parijs...), en daarom vandaag een korte inhaalslag.
Vanmorgen was het weer hier even mooi als gisteren in Parijs, en dus ben ik toch al maar een keer mijn kruidentuin ingedoken... De ongewenste groeisels van de afgelopen winter verwijderen, en een beginnetje van de voorjaarsschoonmaak. De struikjes, zoals o.a. salie, worden een beetje gesnoeid zodat ze wat compacter blijven, de verdorde plantenresten van het vorige seizoen worden afgesneden en kleingeknipt. Die laat ik dan vervolgens ter plekke composteren. Sommige mensen vinden dat een rommelig gezicht, maar over een week of zes is een groot deel verteerd of verborgen onder de nieuwe groei, en ik vind het een beetje overbodig werk om alles eerst naar de composthoop te brengen, en vervolgens met compost te gaan mulchen...
Maar ik heb vooral ooievaarsbekjes gewied... In de loop van najaar en winter slaagt de zachte ooievaarsbek er jaar na jaar in, om te ontkiemen op elke plekje onbedekte grond, en in het voorjaar vormen de plantjes een tapijt tussen de andere planten, zowel in de kruidentuin als in de andere border voor het huis. En nu vind ik het best een mooi plantje, met de zachtbehaarde en zilverglanzende jonge blaadjes, en die rozerode bladsteeltjes, maar 'trop is te veel en te veel is trop'.
Als je het blaadje rechts onder het centrum van het linkse plantje even goed bekijkt op de grote foto, dan is wel duidelijk waar de naam 'zachte' ooievaarsbek vandaan komt. Vooral in een jong stadium zijn bladeren en steeltjes van de plant met korte, zachte haartjes bedekt, en de blaadjes voelen dan ook fluwelig aan. 'Ooievaarsbek' slaat op de vorm van de zaadhulzen, maar op die te laten zien, daar is het nog even te vroeg voor.

De zachte ooievaarsbek heeft, voor zover ik het weet, geen medicinale waarde, werd ook in de volksgeneeskunde nooit gebruikt. Een paar andere ooievaarsbekken, zoals de Geranium sanguineum en vooral de Geranium maculatum, worden wel medicinaal toegepast, onder andere omwille van de adstringerende (samentrekkende) eigenschappen (looizuurgehalte).

Waarom het plantje in mijn tuin zo veel voorkomt, is mij een raadsel, maar blijkbaar voelt het er zich erg thuis. Ik weet dat sommige mensen zullen zeggen, dat het feit dat het zo veel in mijn tuin voorkomt, betekent dat het plantje mij iets te zeggen heeft, maar die opvatting past niet echt in mijn wereldbeeld. Menen dat een groeiseltje in de natuur daar voornamelijk staat als boodschap aan één mens, getuigt immers voor mij van een nogal antropocentrisch wereldbeeld: je gaat er dan van uit dat de mens het centrale punt is van de natuur, van de wereld, en dat de (rest van de) natuur er slechts is ten dienste van de mens... En daar voel ik me dus niet zo goed bij... Volgens mij zijn wij mensen slechts een onderdeel van de natuur, we staan er niet los van en wij zijn niet belangrijker dan welk ander onderdeel ervan (ook al spelen we wellicht op dit ogenblik een hele belangrijke, zij het destructieve rol in die natuur). Volgens mij is de kans dat de massale aanwezigheid van zachte ooievaarsbek in mijn tuin een bijzondere boodschap is voor mij, net zo groot als dat het een boodschap is voor bijvoorbeeld de grote bonte specht die tegenwoordig zo vaak de notenboom hier in de tuin komt inspecteren.

Straks nog even verder wieden.... Ook de Salvia officinalis 'Berggarten' mag nog een beetje worden gesnoeid, anders neemt die over een paar jaar de helft van de kruidentuin in....

Tot morgen....